Het netwerk van verbonden sloten, beken, kreken, poelen, moerasjes, rietlandjes en plasdras gebiedjes wordt in het agrarisch natuurbeheer ‘Natte dooradering’ genoemd. Het (gras)land naast dit water is vaak vochtig tot nat, met een hoge grondwaterstand. Zodat het leefgebied ideaal is voor een kruidenrijk en niet te dicht gewas.
(Ringslang, foto Saxifraga-Bart Vastenhouw)
Belangrijke soorten als vissen, libellen, amfibieën en (water) vogels voelen zich daar prima in thuis. Vissen hebben bijvoorbeeld niet alleen kwalitatief goed water nodig, maar zijn ook afhankelijk van water met niet te veel onderwatervegetatie, zoals planten en riet. Daarentegen floreren libellen en amfibieën juist bij bermen met planten. Voor diersoorten is een goede aaneensluiting van de leefgebieden van Droge- en Natte Dooradering ideaal. Het beheer van de boeren is hier op gericht.
Beken en sloten vormen een netwerk van waterrijke plaatsen. In het beheer is de rand van water en land belangrijk, naast het bodemleven.
Bermen en waterranden
Sloten, beken
Poelen en klein historisch water (pingo)